Kanunnik, Emeritus Gewoon Hoogleraar Faculteit der Landbouwwetenschappen, Katholieke Universiteit Leuven, Erevoorzitter van de Belgische Bodemkundige Vereniging (Sint-Pieters-Lille, 30.11.1895 – Leuven, 11.04.1990).
Jozef Baeyens werd geboren op 30 november 1895, als zoon van Jos Ludovicus en Florentina de Backer, een landbouwersgezin te Sint-Pieters-Lille in de Antwerpse Kempen. Hij deed zijn oude humaniora aan het bischoppelijk college te Herentals en studeerde daarna zes jaar aan het grootseminarie te Mechelen. In 1919 werd hij door Kardinaal Mercier tot priester gewijd en door zijn oversten naar Leuven gestuurd om er landbouwkunde te studeren. In 1924 studeerde hij er af als scheikundig landbouwingenieur. Na het behalen van zijn diploma stichtte hij de Middelbare Landbouwschool te Geel en werd hij er directeur. Hij intereseerde zich vooral voor een nieuwe discipline, de bodemkunde. Hij werkte er met zeer bescheiden middelen in een zelfgebouwd klein laboratorium. Hij publiceerde op dat vlak en werd in 1932 aangesteld als docent aan de Katholieke Universiteit Leuven. Hij richtte er een eerste leerstoel voor bodemkunde op, een wetenschap die in West-Europa toen pas tot ontwikkeling kwam. Reeds in 1935 werd Baeyens tot gewoon hoogleraar benoemd en stichtte het Bodemkundig Instituut van de Universiteit.
In verband met de oprichting, in 1934, van het INEAC (Institut National pour l’Etude Agronomique au Congo belge) werd Baeyens door Minister van Koloniën De Vleeschouwer belast met een zending naar Kongo. Het INEAC had besloten een agrologische divisie in zijn onderzoeksprogramma op te nemen. Ter voorbereiding van het werk van deze divisie werd Baeyens gevraagd een bodemkundige prospectie in Kongo te ondernemen. De studiereis bedroeg achttien maanden in de jaren 1934-1935. Ze begon in Kenia en Uganda, waar Baeyens zich vertrouwd kon maken met het onderzoek dat door het Imperial Bureau of Soil Science in Oost-Afrika werd uitgevoerd. Verder leidde de reis doorheen Ruanda-Urundi, Kivu, Ituri, Mayumbe, de Evenaarsprovincie en Beneden Kongo. De doelstelling van deze studie was een eerste kennismaking met de bodemgesteldheid onder tropische condities, een studie van de vruchtbaarheid van de gronden in Kongo en van de bodemvereisten voor belangrijke gewassen zoals oliepalm, cacao, koffie, bananen en suikerriet. Naast de evaluatie van de „natuurlijke” bodemvruchtbaarheid werd ook aandacht besteed aan de behoefte aan meststoffen om de productiecapaciteit bij te stellen en te verhogen. Zesduizend bodemmonsters werden tijdens deze expeditie genomen en voor analyse naar het Bodemkundig Instituut te Leuven verscheept. De resultaten van deze reis en de interpretatie van de analysen werden te boek gesteld in „Les Sols de l’Afrique centrale” (375 pp.), dat in 1938 door het INEAC gepubliceerd werd. Het boek werd ingeleid door Sir E. J. Russell, directeur van het onderzoeksstation te Rothamsted (UK) en voorzitter van de Internationale Bodemkundige Vereniging. Deze studie verhief de bodemkunde van de tropen tot een onafhankelijk studie-object, met een identiteit die losstond van de geologie en de landbouwscheikunde. Een tweede deel van de studie, voorgedragen aan de „Académie d’Agriculture de France”, werd door prof. A. Demolon ingeleid. Het werd er met een gouden medaille bekroond. Deze studies waren baanbrekend, niet alleen met betrekking tot de kennis van bodems in de tropen, maar ook in verband met de selectie van gronden bestemd voor een uitbreiding van het landbouwareaal en voor de verdere ontwikkeling van plantages en exportgewassen. In België werd aan deze studies de eerste Simon Barmanprijs van het Ministerie van Koloniën toegekend, voor diensten bewezen aan de tropische landbouw.
Prof. Baeyens maakte deel uit van een comité van wijzen dat adviseerde over het onderzoeksprogramma van het INEAC. In dit verband droeg hij bij tot de keuze van Yangambi als centraal onderzoeksstation van het INEAC en tot de oprichting van de Agrologische Divisie, waarvan zijn assistent, Ir. J. Livens, het eerste diensthoofd werd.
Bij zijn terugkeer uit Afrika wijdde Baeyens zich aan de verdere uitbouw van het Bodemkundig Instituut aan het Landbouwinstituut van de Universiteit te Leuven. Het laboratorium werd door het INEAC gesteund voor de analyse van de omvangrijke hoeveelheid grondmonsters die uit Kongo waren overgebracht. In 1937 verleende het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek een toelage met als doel de vruchtbaarheidsnormen ook voor Belgische landbouwgronden vast te leggen. Op basis van deze onderzoekingen werden vanaf 1939 de eerste bemestingsadviezen in de praktijk uitgevoerd. Het toenemend aantal stalen had als gevolg dat Baeyens in 1945 de Bodemkundige Dienst van België oprichtte als onafhankelijk organisme. Aanvankelijk werden hoofd- en spoorelementen ontleed en werd grote aandacht besteed aan de bodemgeschiktheid. Sindsdien heeft de dienst zich uitgebreid tot een ganse waaier van analysen en adviezen in verband met landbouw, bodemgebruik in andere sectoren, milieu en waterhuishouding. De Bodemkundige Dienst droeg van in den beginne bij tot een doelmatig beheer van de bodemvruchtbaarheid en gebruik van meststoffen in Kongo en in ons land. Dit werd erkend door de toekenning van de eerste vijfjarige Gilbert Mullieprijs in 1949. Baeyens was ook laureaat van de Schepkensprijs van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen voor zijn werk over met zeewater overstroomde gebieden na de tweede wereldoorlog.
In 1947 werd op initiatief van het IWONL (Instituut voor de aanmoediging van het Wetenschappelijk Onderzoek in Nijverheid en Landbouw) het Comité voor het opnemen van de Bodemkundige kaart van België opgericht. De drie voornaamste centra voor landbouwonderzoek van het land ― Gembloux, Gent en Leuven ― werden met de werkzaamheden belast. Baeyens vertegenwoordigde de Landbouwfaculteit van Leuven in het Comité en leidde de Leuvense bodemkarteringsploeg. In 1948 vertegenwoordigde hij ons land, samen met Dr. J. Lebrun en Ir. J. Livens van het INEAC, op de Conference on Tropical and Subtropical Soils in Harpenden, UK, die bijeengeroepen werd door de Commonwealth Agricultural Bureaux. Deze conferentie had tot doel een correlatie te maken tussen verscheidene bodemclassificaties in tropische gebieden en het beheer van bodemvruchtbaarheid en de bestrijding van erosie te bevorderen. Hoewel deze vergadering in de eerste plaats gericht was tot medewerkers uit landen van het Gemene Best werden onderzoekers van de FAO, België, Frankrijk, Nederland, Palestinië en de VSA uitgenodigd om er hun ervaring mee te delen. Prof. Baeyens hield er twee voordrachten: „The basis of classification of tropical soils in relation to their agricultural value” en „Classifying banana soils in tropical West Africa”. Zijn werk werd internationaal gewaardeerd en zijn medewerking werd gezocht bij de Consejor Superior de Investigaciones Científicas in Madrid, Unesco, de Universiteit van Athens in Georgia (VSA) en de Universiteit San Luis Potosi (Mexico).
Prof. Baeyens was in 1950 medestichter en erevoorzitter van de Belgische Bodemkundige Vereniging. In 1953 werd hij samen met Prof. R. Tavernier en Dr. A. Pécrot door het Ministerie van Landbouw aangesteld om België te vertegenwoordigen op een bijeenkomst van Amerikaanse en Europese onderzoekers in Washington, in opdracht van de Mutual Security Agency, om samenwerking op het gebied van bodembescherming tot stand te brengen.
Met de steun van de Universitaire Stichting van België publiceerde Baeyens in 1967 een synthese van zijn werk over bodemvruchtbaarheid: „Nutrition des Plantes de Culture” (678 pp.). Het was een studie van bemestingsleer en van toegepaste plantenfysiologie die zich zowel tot wetenschappers als tot mensen van de praktijk richtte.
In 1982 keerde Prof. Baeyens naar de schoolbanken terug. Hij werd gelauwerd met een licentiaat in de toegepaste theologie, een domein dat hem in zijn jongere jaren reeds boeide, maar dat hij, omwille van zijn opdrachten in bodem- en landbouwkunde, terzijde had moeten laten.
Prof. Baeyens overleed te Leuven op 11 april 1990, op 95-jarige leeftijd. Hij heeft een belangrijke bijdrage geleverd tot de bodemkunde in ons land en in de tropen en heeft een doelmatig beheer van de bodemvruchtbaarheid ontworpen dat de landbouw in ons land en in Kongo ten goede kwam. Hij heeft de Belgische bodemwetenschap internationaal uitgedragen en door de uitstraling van zijn kennis en ervaring veel van zijn studenten en collega’s geïnspireerd.
R. Dudal. |